Jan Peter Wingender, architect en medeoprichter van architectenbureau Office Winhov, vertelt gepassioneerd over zijn opdracht voor de realisatie van het stadhuis op Willemsoord. Het puzzelen om het stadhuis in te passen, is een van de dingen die hem zo aantrekt in het project.

“Wij houden kantoor in Amsterdam en werken aan een breed palet van opgaven van stedelijke woningbouw, tot renovaties en herbestemming van monumentale gebouwen. Zo werken we samen met Van Hoogevest Architecten aan de renovatie van het Binnenhof. Maar op dit moment werken wij ook aan de renovatie en verduurzaming van het monumentale stadhuis in Leiden en hebben we kort gelden de renovatie van het Trippenhuis, het onderkomen van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen in Amsterdam opgeleverd. Wij lopen echt harder voor betekenisvolle gebouwen, ergens waar we het verschil kunnen maken. Dit project in Den Helder past ons dan ook heel erg goed.”

Een ontwerpproces begint niet per se met die ene ‘geniale pennenstreek’. “Het start met heel erg zorgvuldig kijken”, stelt Wingender. “Door de geschiedenis van de panden te onderzoeken, de ruimtes, de typologie, ontdek je wat wel en niet kan. Het klinkt misschien een beetje zweverig, maar een gebouw heeft een leven van zichzelf. Een eigen wil. Vervolgens kijk je ook naar de wensen en eisen van de opdrachtgever. Gecombineerd met de mogelijkheden van het gebouw, kom je tot een evenwicht: doe ik recht aan het pand, maar ook aan het nieuwe gebruik ervan? Zo kom je uiteindelijk tot een schetsontwerp.”

In de visie van de architecten blijft de cultuurhistorische waarde van de gebouwen recht overeind staan. Zo stond omschreven in hun visiedocument: “Werkgebouwen in plaats van paleizen, handen uit de mouwen, en in alles verbonden met scheepvaart en de zee. Het inpassen van het publieke hart van de Helderse gemeenschap op de Rijkswerf is een opgave die praktisch maar ook cultureel van groot belang is voor de stad.” Daar blijft Wingender achter staan.

Introvert gebouw

“Gebouw 66 is niet gemakkelijk her te bestemmen. Daar is dan ook jarenlang over gedaan. Het is een introvert, een naar binnen gericht, gebouw. Heeft een heel groot oppervlak van binnen. Daar moet je een grote bestemming – in architectentaal: een ‘programma’, red.- voor hebben, zoals een stadhuis. En op die manier weet je het pand ook op een betekenisvolle manier te behouden voor de stad.”

Vroeger was Willemsoord een afgesloten geheel voor de stad, zegt de architect. “Je kwam er alleen als je werkte op de Rijkswerf. De gebouwen waren echter open: je kon er gewoon naar binnen en naar buiten lopen.”

Van en voor Den Helder

Toen het werd overgedragen aan de gemeente, werd het terrein toegankelijk, maar werden de deuren van de panden gesloten. Het is heel goed dat het juist weer een publieksfunctie krijgt. Daarbij is het ook waardevol voor Willemsoord: grote, dragende programma’s als een stadhuis heb je ook nodig op het terrein. Je kunt het niet vol zetten met bioscopen en outletcentra, maar je moet grote publiekstrekkers hebben. Daar zijn het Marinemuseum en Theater de Kampanje al voorbeelden van, maar ook het stadhuis. Gebouw 66 is straks van iedereen. Van en voor Den Helder.”

 

Dit artikel is afkomstig uit de Stadhuiskrant editie 1. U kunt deze editie hier downloaden

Fotografie gebouwen: Max Hart Nibbrig